top of page
Zoeken

Schijtweek

Bijgewerkt op: 24 mei 2021

Afgelopen week kraakte bij velen het gemoed. Na eerdere hoopvolle berichten over vaccinatie en lonkende vrijheid, kwam het uitstel van levering, de Britse variant, de hogere cijfers. De open deur knalde dicht. Een schijtweek.


Geen beter moment om het over hét Griekse scheldwoord bij uitstek te hebben. Het is het woord voor klootzak, lul, boerenlul, mongool, rukker. Je hoort het over het algemeen binnen de twee uur na landing. En als je het hoort, ben je zeker in Griekenland. Je zal het nooit horen in een conversatie met een vreemdeling. Des te meer onder jongeren, die het gebruiken als stopwoord of krachtterm. Dan valt het om de andere zin, zoals f**k in de VS. Ze zullen wel lachen met deze compilatie uit Assassin’s Creed.


Het is een woord voor de Grieken zelf, die zeer verbaasd zouden kijken als je het als buitenlander gebruikt. Doe dat dan ook nooit. Het is standaard slang, dat te pas en te onpas valt, maar tegelijk zo gelaagd dat je een native speaker moet zijn om het echt goed te gebruiken. Je kan er niet alleen iemand mee uitschelden, maar ook als boezemvriend duiden “Alles goed, ouwe rukker” of iets als fantastisch benoemen “Dat was zo f**ing goed”.


Als je er naar verwijst bij een stoere Griek als ‘the m-word’ komen er pretlichtjes in de ogen. Herinneringen aan gekke momenten. Maar het woord valt nooit. Hoewel je het constant hoort is er nauwelijks referentie naar op pakweg YouTube. Buiten een scheldende voetbalcoach ‘wat een klootzak is dat’ of een Australische Griek die de Griekse versie van de Haka verzint zijn er amper filmpjes te vinden. Het is dan ook veel meer dan dat.


Maar deze week mag het. Gooi het er maar uit. Schijtweek. Strontcorona. Godverdoms virus en rot-Pfizer. M*l*k* lockdown. Doe het alleen, of nog beter, gooi het in de groep. Want als er iets is wat we missen, dan is het dat. Geleuter onder vrienden, een opstapje naar verhalen die nog verborgen zaten. Een bezorgdheid, een lach, een schouder of een schouderklop. Delen.


Afgelopen week las ik de laatste hoofdstukken van Good-Bye to All That van de Engelse dichter Robert Graves. Het boek gaat over de jaren die hij doorbracht in de loopgraven van de eerste wereldoorlog, over zijn shell shock en de opstapeling van stupiditeit en gruwel die zo’n oorlog teweeg brengt. Over het banale van de dood, het onvermogen van de legerleiding om met zo veel nieuwe oorlogsvoering om te gaan, over heldendom en alles verterende angst.


Eén ding uit het boek blijft meer dan de rest hangen. Op het moment dat Graves de keuze krijgt om zich eervol uit de oorlog terug te trekken – met een doorboorde en nog maar half functionerende long - weigert hij. Niet omdat hij een held is, zelfs niet omdat hij in de oorlog of zichzelf gelooft, maar omdat de gesprekken in Londen nergens gaan over wat hij heeft meegemaakt. Hij kan er niet over praten. Zijn nood om te delen is sterker dan de dreiging van een bijna zekere dood. Hoe malaka is dat.



107 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Hitte

bottom of page